Huisarts Erik Verschuren
Voor mij in de spreekkamer wiebelt een jongen onrustig heen en weer. Jordy (14) heeft steeds meer moeite om zijn boosheid onder controle te houden. Wat ik vooral zie is een sympathieke jongen die graag iets van zijn leven wil maken en droomt van een toekomst op een melkveehouderij. Zijn woedeaanvallen ontstaan plotseling, alsof er kortsluiting is. Hij wil het niet, maar kan het ook niet tegenhouden en wil er graag hulp bij. Na maanden jeugdzorg nemen de problemen toe en wordt de thuissituatie nijpender.
Keer op keer trek ik aan de bel bij de betrokken hulpverleners om actie te versnellen, zonder effect. De situatie thuis escaleert en Jordy’s moeder komt regelmatig radeloos bij mij in de spreekkamer. Zelden stond ik als huisarts zo machteloos. Wat ik ook doe, ik krijg het gevoel van urgentie niet overgebracht.
Ik hang aan de lijn met de ambulante gezinshulp, met het sociaal wijkteam, met de crisisdienst van de GGZ en verschillende jeugdzorgorganisaties. Op het moment dat de situatie thuis escaleert staat Jordy al maanden op een wachtlijst voor onderzoeken. Tijdens zijn woede-uitbarstingen schopt hij meubels kapot, scheldt hij zijn moeder de huid vol en gooit hij spullen door het huis. Kenmerkend is de reactie als ik de hulpverlener bel om actie te versnellen. Hij probeert mij gerust te stellen: de problemen zijn bekend en dit maken ze vaker mee. Kortom, alles is ‘onder controle’.
Nou niet dus.
Als Jordy stemmen begint te horen die er niet zijn is het echt mis. Toch moet ik hemel en aarde bewegen om de crisisdienst zo ver te krijgen om Jordy te beoordelen. Na een lang weekend blijkt dat de crisisdienst niets heeft gedaan en sta ik weer met lege handen.
Ik ben niet de enige die aan de bel trekt: de politie, Veilig Thuis en het sociaal wijkteam bemoeien zich ermee. Maar geen van de partijen neemt regie en pakt door.
Mijn zoektocht naar een kinderpsychiater blijkt er ook een van teleurstellingen. De ene jeugdzorgorganisatie heeft een patiëntenstop, de ander accepteert geen spoedaanmeldingen en nog één ander vindt dat de casus van Jordy toch niet helemaal past bij hun doelgroep. Uiteindelijk vind ik een jeugdzorgorganisatie waar ik met ‘spoed’ heen kan verwijzen: wachttijd één maand. Hoewel de jeugdzorgorganisatie Jordy als 'spoedaanmelding' accepteert, is er eerst nog weer een wachten. Het is ondenkbaar dat een kind met ernstig astma of leukemie een maand moet wachten voor een spoedverwijzing, maar bij ernstig psychisch lijden is dit bittere realiteit.
Daarna volgen nog een paar weken waarin hij onderzocht wordt. Maar zelfs dan treedt nog weer vertraging op. Jordy moet nog eens drie weken wachten op de uitslag. Eerst moet een stagiair de verslagen uitwerken en daarna gaat de hoofdbehandelaar op vakantie.
Door alle teleurstellingen en vertraging heeft Jordy het vertrouwen in de hulpverlening verloren. Op mijn spreekuur zit hij er verslagen bij. Hij heeft steeds gedachten dat het leven niet meer hoeft. Hij wil niet dood, maar het lijkt allemaal weinig zin te hebben. Als ik hem help herinneren aan zijn droom krijgt hij weer een beetje moed.
Drie maanden later hoor ik dat Jordy voor de vierde keer vrijwillig is opgenomen nadat hij steeds weer is weggelopen. Door het weinige vertrouwen is hij slecht te motiveren voor behandeling. In plaats van in de schoolbanken zit Jordy eerst nog maanden in therapie.
Was dit echt nodig? Wat begon als milde klachten van woedeaanvallen in door de enorme vertraging waarop de hulpverlening op gang kwam totaal geëscaleerd. Inmiddels hebben zich vier verschillende specialistische GGZ instellingen zich met de zorg bemoeid. Als de urgentie op tijd werd erkent en als er meer regie was, had het zo ver niet hoeven komen.
Een verhaal over een versnippert zorglandschap. Jordy's verhaal is voor mij de aanleiding om het over ons systeem/stelsel van jeugdzorg te hebben.
Voor mij illustreert het verhaal van Jordy pijnlijk duidelijk waarom de jeugdzorg voor een heel aantal jongeren niet goed werkt. Alle verschillende partijen zitten om hun eigen eilandje en beschermen hun eigen belangen. Ondertussen kijkt iedereen naar elkaar en zwemmen de jongeren om met moeite hun hoofd boven water te houden.We hebben nog een wereld te winnen in het voorkomen van mentale klachten. 1 op de 7 jongeren krijg op dit moment jeugdzorg. Dat moet echt veel minder worden. Juist om de zorg beschikbaar te houden voor de jongeren die het wel echt nodig hebben. Als er dan serieuze klachten zijn, dan heb je ook een jeugd-GGZ nodig die tijdig en passend antwoord heeft. Er wordt veel gesproken over tekorten in jeugdzorg. Maar de problemen zoals hierboven geschetst los je niet op met meer geld.
We moeten echt zorgen dat er meer samenhang in het zorglandschap ontstaat. Dat de verschillende eilandjes samensmelten naar een systeem dat wel werkt. Waarin ook de jeugdzorgorganisaties hun verantwoordelijkheid voor passende en tijdige zorg. We zijn al hele goede dingen aan het doen in Nijmegen om de jeugdzorg te hervormen tot iets wat houdbaar is voor de toekomst. Het verhaal van Jordy vertelt ons dat er ook nog genoeg werk te doen is.